Op 30 januari 2019 heb ik een rechtszaak bijgewoond. Deze ging over de vernieling van een tuinhek door Dhr. Simons bij zijn achterbuurvrouw.

Deze zaak werd behandeld door de politierechter. Hier waren ook Dhr. S. en zijn raadsman bij aanwezig, evenals een Officier van Justitie.

 

In de rechtszaak werd de volledige naam van de verdachte genoemd. In verband met privacy redenen en in overleg met Mw. Eva Winkels heb ik de verdachte genoemd bij de eerste letter van zijn achternaam: Dhr. S.

 

De aanklacht.

Tegen S. zijn er 2 aangiftes gedaan.

Ten eerste: Vernieling van het hek van de achterbuurvrouw.

Ten tweede: Bedreiging met de dood van de kinderen van de achterbuurvrouw.

 

Te beginnen met de bedreiging.

De achterbuurvrouw beweert een telefoontje gehad te hebben van S., waarin hij letterlijk gezegd zou hebben:

"Jij valt mijn kinderen lastig, dus ik val jouw kinderen lastig. Jouw dochtertje die bij […] werkt zal ik eens even tegenkomen en dan zorg ik dat jij en je dochter het niet na kunnen vertellen."

S. beweert dat dit niet waar is. Hij vertelt de vrouw uitgescholden te hebben met, (naar zijn mening) niet voor herhaling vatbare, scheldwoorden.

Volgens de Officier van Justitie kon er dus niet wettelijk bewezen worden, wat er gezegd is tijdens dit telefoontje. Op zijn verzoek werd S. dus voor deze zaak vrijgesproken.

 

Dan nu de vernieling van het tuinhek.

Dhr. S. had tijdens het politieverhoor al bekend aan deze vernieling. Tijdens deze rechtszaak kreeg hij nog een kans om zijn kant van het verhaal te vertellen.

Hij vertelde dat de achterbuurvrouw bij hem al punaises en glasscherven in de tuin gegooid had en verf op zijn laminaat zat, door haar toedoen, wat er niet meer af te halen was. Door persoonlijke omstandigheden had Dhr. S. geen baan en krijgt hij geen bijstand meer. Ook heeft hij kortgeleden te horen gekregen dat hij uit huis gezet is met zijn vriendin en pasgeboren zoontje. Deze opstapeling van onprettige situaties, was voor hem een rede tot woede. Echter staat Dhr. S. open voor het beteren van zijn leven.

 

Het vonnis.

Voordat de politierechter haar oordeel gaf, hielp de Officier van Justitie de politierechter eraan herinneren dat S. al eerder veroordeeld was voor vernieling en toen een voorwaardelijke taakstraf opgelegd gekregen had van 15 uren. De buurvrouw had een som van €5.000,- geëist, gezien de schade aan het tuinhek, een Boeddhabeeld en planten in haar tuin, maar dit was volgens de politierechter te veel.

De Officier van Justitie voegde hieraan toe dat waar er twee vechten, er twee schuld hebben, maar eiste de al eerder genoemde 15 uren met daarbovenop 40 uren taakstraf.

De raadsman van Dhr. S. vroeg als straf twee dagen gevangenisstraf, die S. al tijdens zijn voorarrest uitgezeten zou hebben.

Het vonnis van de rechter was als volgt:

De vernieling van het tuinhek was voorafgaand aan de voorwaardelijke straf van 15 uren taakstraf, waardoor deze dus verviel. Wel kreeg S. 40 uur voorwaardelijk taakstraf en een meldplicht bij de reclassering.

Voor de bedreiging werd Dhr. S. vrijgesproken, wegens onvoldoende bewijslast.

 

Mijn mening.

Ik vond dit een erg interessante rechtszaak om bij te wonen. Dit vooral omdat de verdachte weinig spijt leek te hebben. Hij wilde erg graag zijn leven beteren, maar vond het naar mijn idee maar wat terecht dat hij zijn achterbuurvrouw dit aangedaan had. Ook leek hij mij niet erg zeker van zijn zaak bij het ontkennen van de bedreigingen, maar door onvoldoende bewijslast kon de rechtbank niets anders dan hem vrijspreken op dit feit. Mede door de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, vond ik dat de straf niet al te zwaar moest zijn omdat zijn gedrag begrijpelijk was. Dit vond de rechter, gezien het vonnis, ook volgens mij.

Maak jouw eigen website met JouwWeb